2019 ligt ver achter ons en ook het nieuwe jaar is alweer een tijdje onderweg. Met frisse moed is iedereen aan de slag gegaan om goede voornemens ten uitvoer te brengen, kansen te benutten, dromen te verwezenlijken en doelen te realiseren. Dat geldt ook voor mij. Ik ben het jaar begonnen met een trainingskamp op Gran Canaria, samen met de KNWU. Het is onderdeel van mijn voorbereiding op het wielerseizoen dat eind februari van start gaat.

Ik streef er elke dag naar om een betere versie van mijzelf te worden, op en naast de fiets. Op fysiek vlak verricht ik deze maanden buitengewoon veel trainingsarbeid. Het hart-longsysteem krijgt het daarbij behoorlijk te verduren. Maar goed, ik weet dat ik er sterker van word. Mijn Quarq-meter en Pioneer-fietscomputer registreren elke trap op de pedalen. Aan technische snufjes geen gebrek, ik kan alle relevante data na een training inzien: de hartslag, snelheid, omwentelingen, afstand, temperatuur, hoogtemeters en – het allerbelangrijkste – de watts.
Watte!? Watt is een eenheid die je nogal eens tegenkomt in de wielersport. Door het stampen op de pedalen produceer je een bepaalde hoeveelheid energie. Die hoeveelheid energie per seconde wordt gemeten en noemen we ook wel het vermogen. Het gaat bij watt als het ware om de kracht die je uitoefent op de pedalen. De opgewekte energie gebruiken we niet voor elektriciteit, maar om de luchtweerstand, rolweerstand en zwaartekracht te overwinnen en om voorwaartse snelheid te produceren.
Pas in koers kom je er echt achter waarin je sterk en zwak bent, maar toch valt er al veel informatie uit mijn vermogensmeter te halen

In trainingsschema’s wordt aangegeven welk vermogen ik behoor te trappen en voor hoe lang. Soms trap ik kort en hard, soms lang en rustig. Met het vermogen heb ik een haat-liefdeverhouding. Gaat het lekker en kun je gemakkelijk veel watts wegtrappen, dan is het fijn. Maar als ik met pijn en moeite een hoog vermogen rijd, dan is het niet leuk.
Om sterker te worden is het belangrijk om te weten wat je zwakke en sterke punten zijn. Ik probeer mijn zwakke punten te verbeteren en sterke punten nog beter te maken. Pas in koers kom je er echt achter waarin je sterk en zwak bent, maar toch valt er al veel informatie uit mijn vermogensmeter te halen. Daarom doen we met mijn ploeg steeds tests om de capaciteiten in kaart te brengen en te schalen. Dit zijn de zogenaamde power profile tests.
Met een groter web is de kans groter een prooi te vangen

Het resultaat van zo’n test is een soort spinnenwebprofiel die het prestatievermogen weergeeft. Je ziet je kwaliteiten bij korte, middellange en lange inspanningen. Met andere woorden: hoe hoog je vermogen is bij een bepaalde inspanning en tijd. Hoe beter je hierin bent, hoe hoger de schaal waarin je terecht komt. Uit dit profiel kun je ook opmaken wat voor type renner je bent. Sprinters scoren bijvoorbeeld heel hoog op korte onderdelen van 5 tot 60 seconden. Een puncher is goed op de middellange inspanningen van zo’n 4 minuten en een tijdrijder excelleert tijdens lange inspanningen.
Uiteindelijk is het doel natuurlijk om in de hoogste schaal terecht te komen, de buitenste cirkel van het spinnenweb. Maar net als de spin moet je bij de basis, de kern beginnen. Door hard te werken en te trainen maak je het web steeds groter en kom je met meer vermogen in een hogere schaal. Met een groter web is de kans groter een prooi te vangen. Zo geven mijn trainingsschema’s de mate aan van intensiteit, duur, kracht en rust.
Het lijkt alsof ik continu aan een eigen experiment bezig ben van n=1

Gelukkig is wielrennen geen pure wetenschap. Want hoe hard je ook kunt trappen, je moet wel op het juiste moment op de juiste plek zitten. Wielrennen is een van de weinige sporten waarin je sterk kunt profiteren van de krachten van anderen. Tijdens de koers lever je het merendeel van de tijd weinig vermogen, mits je goed uit de wind zit. In kritieke situaties wordt de wedstrijd uiteindelijk beslist. Denk hierbij aan de Oude Kwaremont in de Ronde van Vlaanderen, de Muur van Hoei in de Waalse Pijl, de Cauberg in de Amstel Gold Race en het waaiermoment in de Ronde van Drenthe. Dan móet je power hebben en goed gepositioneerd zijn.
Getallen zijn absoluut en liegen niet. Het lijkt alsof ik continu aan een eigen experiment bezig ben van n=1. Ik ben de proefpersoon van mijn eigen onderzoek. Ik probeer nieuwe dingen uit om uiteindelijk de uitkomst, het resultaat zo goed mogelijk te krijgen. Deze maand ga ik hier verder aan werken. Waar ga jij dit jaar aan werken?
Foto’s: Jeannekorevaar.nl