Biografie

Waar je mee omgaat, word je mee besmet, zeggen ze weleens. Daar zit een grote kern van waarheid in. Tenminste, in mijn geval. Bij ons thuis hing er altijd een typisch fietsgeurtje, een lekker mengsel van bandenrubber, massagecrème en kettingolie. Niet gek, want zo’n beetje de hele familie zat op de fiets: m’n vader, moeder, broer en zusje. Ook ik raakte bedwelmd. M’n oudere zus is eigenlijk de enige die uiteindelijk niet het fietspad koos, maar haar eigen weg volgde.

In een dikkebandenrace, thuis in Groot-Ammers, maakte ik m’n eerste wedstrijdkilometers. Het mocht geen naam hebben, maar voor mij was dat heel groots. Ik was een jaar of zes. M’n broer en zus hadden ook al eens deelgenomen en gewonnen. Wat kleine zus dan wil? Precies: hetzelfde kunstje flikken, wat lukte. Ik ging door naar het regionaal kampioenschap, werd uitgenodigd op de club bij Jan van Arckel en mocht naar het Nederlands kampioenschap dikkebandenrace. De huldiging met Maarten den Bakker en Erik Dekker – twee van dé profs uit die tijd – maakte de unieke belevenis compleet.

In de weekenden waren soms Houdini-acts nodig om de planning van wielerfamilie Korevaar sluitend te krijgen. Iedereen koerste ergens anders

Er kiemde een passie voor wielersport. Het liefst zat ik zelf in het zadel – één keer per week een clubtraining en één keer een rondje met familie – maar ook van het kijken genoot ik volop. M’n moeder reed bij de elite. Haar mooiste koers was jaarlijks in Limburg, de latere Hills Classic. Daar stond de internationale top aan het vertrek met namen als Marianne Vos, Loes Gunnewijk en Chantal Beltman. Bij start en finish zwierf ik rond tussen al die profteams. En tussendoor stak ik met familie de wedstrijd af; lunchpakketje mee en sjezen om zo veel mogelijk van het koersverloop te zien.

In de weekenden waren er soms wat Houdini-acts nodig om de planning van wielerfamilie Korevaar sluitend te krijgen. Iedereen koerste immers ergens anders in het land: ik bij de jeugd, m’n broer bij de nieuwelingen en m’n moeder bij de elite. Op zulke dagen mocht er geen zand in de machine komen. Ik weet nog dat m’n broer en moeder op zaterdag op verschillende plaatsen reden en ik op datzelfde moment in Zuidland een wedstrijdje had. Ik was betrokken bij een valpartijtje en werd snel opgelapt, want ik wilde koste wat kost een dag later het geplande koersje in Limburg rijden. The show must go on.

Niet alleen de weekenden stonden in het teken van fietsen, ook in onze vakanties lieten we de pedalen draaien. En hoe: met de hele familie trokken we zo’n vier weken fietsend met bagage door Europa; in het begin mocht ik bij papa op de tandem, maar al snel reed ik alleen op de ‘gewone fiets’. De basiskilometers werden spelenderwijs weggetrapt door de Alpen, Dolomieten en Pyreneeën.

Als tiener, in de juniorentijd, was het wielerplezier nog onverminderd groot, maar werd de sport wel een steeds wat serieuzere aangelegenheid. Ik kwam in Nederlandse selecties terecht, ging ook naar het wereldkampioenschap. Ik leerde langzamerhand steeds meer wat een begrip als discipline inhield. Op school deed ik m’n stinkende best en daaromheen trainde ik meer en meer. Het was een heel gezigzag, maar de ambities waren groot. En belangrijker: ik zag dat het jaar na jaar wat beter ging. Dat motiveert natuurlijk enorm.

De ultieme doelstelling is om een gevestigde naam aan de internationale top te worden

In het laatste jaar bij de junioren reed ik met Jan van Arckel een heel mooi wedstrijdprogramma bij de elite: de Omloop Het Nieuwsblad, Gent-Wevelgem en meer van dat soort klinkende namen. Ik kon behoorlijk mee en voelde dat het tijd werd om een volgende stap te zetten. De vraag was alleen: welke? Als stagiaire werd ik opgenomen in de stal van Rabobank-Liv, destijds de ploeg der ploegen. Ik kreeg een trainer, werd voorzien van topmateriaal en mocht mee op trainingskamp met enkelen van de grootste wielrenners van die jaren. In diezelfde periode startte ik mijn bachelor Bewegingswetenschappen aan de VU in Amsterdam. In studietijd leerde ik over bewegen, daaromheen was ik veel in beweging en probeerde ik mezelf te verbeteren op de fiets.

Als ik nu terugkijk op de keuzes die ik toen maakte, dan kan ik alleen maar tevreden zijn. Alles wat je doet als je jong bent is goed. Ik probeerde m’n draai te vinden, de aansluiting bij het profteam te maken en mezelf te ontwikkelen. Dag na dag, week na week, maand na maand. In het tweede jaar legde ik de lat voor mezelf weer wat hoger. En zo ging dat telkens door. Al snel had ik het gevoel volwassen te zijn geworden. Door nog meer te focussen op de wielersport en steeds meer op details te letten – qua voeding, materiaal en training – ben ik een echte atleet geworden.

Ben ik nu waar ik wil zijn? Nee, zeker niet! Ik heb m’n eerste wedstrijden gewonnen en dat smaakt naar meer. De ultieme doelstelling is om een gevestigde naam aan de internationale top te worden. Iemand waar de concurrentie altijd rekening mee moet houden als je aan de startlijn staat. En iemand die zo nu en dan wint. Op den duur zou een zege in een grote klassieker een fantastische oogst zijn na al die jaren van zaaien.

Jeanne Korevaar

24 september 1996
Groot-Ammers, Zuid-Holland

access_time
2018

jongerenklassement Herald Sun Tour

access_time
2018

jongerenklassement Boels Ladies Tour (Women’s WorldTour)

access_time
2018

winst in Draai van de Kaai

access_time
2018

winst in tweede etappe Lotto Belgium Tour

access_time
2019

jongerenklassement (onder 25) Deakin University Women’s Race

access_time
2019

Zesde in de Omloop Het Nieuwsblad